Van zomerfestivals zoals we die nu kennen was in de jaren '50 en '60 nog geen sprake, en de Vlaamse culturele centra schoten pas in de jaren '70 als paddestoelen uit de grond. Het concertleven van de eerste Vlaamse chansonniers zag er dus beduidend anders uit dan wat we vandaag kennen.
Naast de traag maar gestadig groeiende aandacht van radio, televisie en van al dan niet gespecialiseerde schrijvende media - met een daar steeds gretiger op inspelende muziekindustrie - bloeide de Vlaamse kleinkunst in de beginjaren (1958-1970), dank zij een aantal min of meer positieve privé-initiatieven èn vooral door groots opgezette manifestaties: de "kleinkunstevenementen".
Beginnen we met Zitternliedjenin. Dat was een liedjeswedstrijd en het was de bedoeling dat die vanaf 1962 jaarlijks zou worden georganiseerd in Leuven. Initiatiefnemer was de toenmalige student Bob Wezembeek, die ook aan de basis lag van de Leuvense "Kleinkunsteilanden". Zonder al te veel concurrentie won Hugo Raspoet de eerste editie van de wedstrijd met "Mijn Koningskind", om dat even later even succesrijk over te doen tijdens "Ontdek de Ster" van de toenmalige BRT. Vrij snel werd "Zitternliedjenin" met de mantel der liefde bedekt en opgedoekt, net als de deelnemers van wie allicht geen mens in latere jaren nog iets heeft gehoord. Hugo Raspoet is de uitzondering die de regel bevestigt.
Op 14 en 15 september 1962 had in de tuinen en gebouwen van de Oranjerie van de Nationale Plantentuin te Meise de eerste ZAZO plaats. Toenmalig TV-realisator Jo Van Eetvelde, broers/journalisten Johan en Karel Anthierens en onderpastoor Herman Boon van Meise (die later aalmoezenier werd van de luchthaven van Zaventem en in mei 2005 overleed), wilden een regelmatig terugkerend weekend (ZAterdag-ZOndag) in het leven roepen. Chansonniers en auteurs zouden daar dan worden geconfronteerd met het publiek en met de media. Overdag werd oeverloos gediscussieerd over chanson en cabaret. 's Avonds werd gezongen. KoR Van der Goten, Toon De Candt, Hugo Raspoet en de door Jo Van Eetvelde ontdekte "Rotterdamse onderwijzer Gerard Cox" werden er triomfantelijk onthaald. In 1963 vond de manifestatie voor de tweede en laatste keer plaats.
Open Kring is zowel de naam van een tijdschrift als van een vereniging die aan de basis ligt van een aantal initiatieven die sinds het einde van de jaren '50, goedbedoeld en voor die tijd behoorlijk efficiënt, ruime kansen boden aan de debuterende kleinkunstenaars. Ook hier was het de bedoeling om publiek en kunstenaars met mekaar in contact te brengen.
Stichter was Paul Mortiers. Het blad kwam eind 1957 voor het eerst van de persen en twee jaar later werd de door Mortiers ontdekte KoR Van der Goten verantwoordelijk voor het kleinkunstbeleid. Er werden in het begin van de jaren '60 talentenjachten georganiseerd, gevolgd door optredens van de winnaars van die talentenjachten in de ongeveer 20 clubhuizen van "Open Kring", verspreid over Vlaanderen. In de eerste helft van de jaren '70 doofde dit boeiend initiatief langzaam uit, hoofdzakelijk omwille van financiële problemen.
Aansluitend bij het voorgaande hebben we het kort over de Kleintheaters (of: luisterkroegen, café-chantants), die Vlaanderen in de jaren '60-'70 rijk was. 't Krotekot in Kortrijk was het eerste (1962), De Schuur in Noorderwijk was allicht het meest bekende (1968 tot 1972). Gent had De Zolder, Borgerhout had Cluzemuze, Leuven had De Kerfstok, Tielt had Harlekijn, Gavere had de Kaëza-zolder, enz.
Allen hebben ze gemeen dat ze, net zoals de clubhuizen van Open Kring, na korte tijd moesten vaststellen dat de zaak financieel niet haalbaar was en dat de overheid weliswaar telkens opnieuw subsidies beloofde, maar dat daar amper iets van in huis kwam. Zo kregen De Schuur en De Zolder in 1970 voor de programmatie 500 fr. per luisteravond (omgerekend 12 euro). Terwijl het nodige budget gemakkelijk het twintigvoudige bedroeg. Sommige theatertjes poogden het hoofd boven water te houden met een paar "grote" avonden per jaar; al dan niet met benefiet-medewerking van artiesten. Gemiddeld draaiden de luisterkroegen uit de jaren '60-'70 een drietal seizoenen en dan was het gedaan..
"Een Vlaams kleinkunstpanorama ingericht door Jong- en Groot Davidsfonds Mechelen": zo werd de allereerste Muzekus van 21 september 1964 in de programmabrochure omschreven.
Tot 1969 werd in Mechelen jaarlijks een grote kleinkunstavond met Vlaamse en Nederlandse artiesten georganiseerd in de zaal Volksbelang. Daarna werden regelmatig een paar jaren overgeslagen. Toenmalig voorzitter van Davidsfonds Mechelen, Eric de Hornois, verzorgde tot het einde in 1986 de programmatie. Hij zou dat overigens ook doen voor de befaamde "luisterkroeg" De Schuur in Noorderwijk. Ook in de coulissen van Nekka treffen we geregeld zijn naam aan.
Louis Verbeeck en Miel Cools werden in krantenartikels uit 1969 "de peters van Muzekus" genoemd. Muzekus was eigenlijk ook de gulle peter van Miel Cools, want na toch wat kalme jaren in eigen land en experimenten in Nederland, mocht hij daar in Mechelen in 1974 èn in 1977 uitpakken met totaal nieuwe programma's; de eerste keer met het trio Louis Van Dijck en de tweede keer met een begeleidend duo en met het programma "Achter de Schelde vrijen de helden". Ook in 1981 stelde hij er zijn nieuwe oogst voor.
De laatste Muzekus dateert van vrijdag 3 oktober 1986, weer in de Mechelse zaal Volksbelang. Het was een finale in stijl met een hele rits namen op de affiche.
Op 7 september 1969 organiseerde Guido Lauwaert in het Antwerpse Sportpaleis de eerste Kazuno ("Kleinkunst Antwerpen Zuid en Noord"). Ramses Shaffy, Liesbeth List, Miel Cools, Zjef Vanuytsel en de Britse folksinger Donovan triomfeerden er voor 15.000 toeschouwers. Op 4 oktober 1970 kwam de tweede editie met uitsluitend artiesten van eigen bodem. Het Algemeen Nederlands Zangverbond nam in 1971 de zaak over van Guido Lauwaert en Kazuno werd omgedoopt tot Nekka (Nederlandstalige Kleinkunst Antwerpen).
In de daaropvolgende jaren werd Nekka dè belangrijkste kleinkunstgebeurtenis in dit land. In 1973 werd zelfs uitgezwermd naar Rotterdam, Eindhoven. In Antwerpen werd op 7 oktober 1973 een groot liedjesfeest gehouden met het circus als rode draad.. Ook in 1974 werd op diverse locaties gespeeld. Nog een jaar later zou zelfs naar het toenmalige Zaïre worden getrokken, maar veiligheidsoverwegingen deden dit plan afvoeren.
Nog in een later stadium kwamen ook zangers uit een ander taalgebied in de vertrouwde oktobermaand hun opwachting maken in Antwerpen (Kevin Coyne, Gheorghe Zamfir, Julie Felix, enz.).
En nog dit: een enquête die tijdens Nekka '78 werd georganiseerd leverde Miel Cools, Wannes Van de Velde, Zjef Van Uytsel, Willem Vermandere en Rum als de vijf namen die representatief zijn voor "20 jaar Vlaamse Kleinkunst". Overbodig te zeggen dat de jongste jaren de "Nekka-Nachten" een begrip zijn geworden.
Het Humorfestival van Knokke-Heist ontstond in de zomer van 1965, in de badplaats die tot de fusie met Knokke (1971), in die tijd nog enkel Heist heette. Het was eigenlijk een neveninitiatief van de "Kartoenale", de cartoontentoonstelling die er sinds 1962 werd gehouden. Razendsnel groeide het Humorfestival uit tot een prestigieuze meerdaagse manifestatie die op ruime belangstelling kon rekenen van de Vlaamse pers.
De talentenjachten leverden geregeld talent (Willem Vermandere, Urbanus, het Nederlandse Kabaret Ivo De Wijs, Lamp en Lazarus), andere ontdekkingen gingen even vlot de mist in als ze gekomen waren. Soms werd geen prijs uitgereikt omdat de jury niet vond dat er iets te ontdekken was. Een andere keer raakte geen enkele van de kandidaten door de schiftingen en werd eenvoudigweg geen wedstrijd gehouden.
De programmatie had steeds ruime aandacht voor wat de eigen bodem had te bieden, maar ging vaak ook over de grenzen zoeken (de Italiaanse I Colombaioni, het zevenkoppig Brits "popcircus" Alberto Y Lost Trios Paranoias, enz.).
Er gebeurde altijd wel wat in en om het Humorfestival, maar een tumultueus hoogtepunt werd in juli 1977 bereikt toen Paul Koeck een parodie bracht op het Vlaamse cabaret. Woedende toeschouwers en deelnemers aan de eerder gehouden talentenjacht bestormden het podium en de avond eindigde in complete chaos.
Van halverwege de jaren '70 werd er samengewerkt met de BRT.
Hetgeen op het podium geboden werd, was lang niet elk jaar van dezelfde kwaliteit en meer dan eens had de pers het dan over "een overgangsfestival", om een jaar later vast te stellen "dat het weer de goede richting uitging". Het Humorfestival spartelde met vallen en opstaan door tot in de jaren '80. In de zomer van 1984 presenteerde Kurt Van Eeghem de laatste aflevering.
De avond van 8 december 1961 verdrongen zich meer dan 500 studenten en studentinnen aan de ingang van de aula van de Leuvense universiteit. Ze wilden KoR Van der Goten, Miel Cools, Will Ferdy, Jef Burm en Louis Verbeeck horen en zien tijdens het eerste Kleinkunsteiland. Initiatiefnemer Bob Wezembeek schreef toen in het studentenblad "Ons Leven": "Kleinkunstenaars bevinden zich in Vlaanderen nog immer op een eiland". Wezembeek wou dat eiland toegankelijk maken voor het groot publiek. Hij studeerde een paar jaar later af, maar opvolging binnen het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond zorgde ervoor dat de manifestatie jaarlijks tot 1966 zou plaatsvinden in de universiteitsaula.
In 1963 en 1967 verschenen bij Philips twee LP's, met respectievelijk klankbeelden van de avonden die eind van het jaar ervoor hun beslag kenden.
Tijdens de laatste editie werd het mooi weer gemaakt door: Louis Verbeeck, kabaretgroep "Rommelpot", Piet Piryns, Wannes Van De Velde, Peter Blanker, Guy Prieels, Jef Burm, kabaretgroep "Malingenkolder" en Mick Clinckspoor.
Sinds 1969 kan het vak van kleinkunstenaar ook op school worden geleerd. Meer bepaald in de Studio Kleinkunst, een afdeling van het Antwerps Hoger Instituut voor Dramatische Kunst. De opleiding duurt drie jaar en mensen als Yvonne Lex en Wannes Van de Velde behoorden tot de lesgevers.
In juni 1972 kwam de eerste lichting gediplomeerde kleinkunstenaars van de schoolbanken. Liliane Dorekens kreeg grootste onderscheiding. Luk Bral, Conny Neefs en Harry Mertens haalden grote onderscheiding. Luk Appermont en Nicole Hendrickx waren goed voor onderscheiding. Rik Moens en Willy Velleman werden kleinkunstenaar met voldoening. Initiatiefnemer Rik Gyles nam in 1974 ontslag wegens onvrede met de overkoepelende directie en ging terug naar Nederland, waar hij in de tweede helft van de jaren '60 zijn inspiratie had gevonden bij de Amsterdamse Kleinkunstacademie.
De Beursschouwburg
Het belang van de Beursschouwburg kan voor de in de jaren '60 aanrollende Vlaamse kleinkunstgolf moeilijk overschat worden. Na een woelige voorgeschiedenis, die teruggaat tot 1885, werd de voormalige feestzaal "Brasserie Flamande" aan de Auguste Ortsstraat in hartje Brussel, op 5 februari 1965 geopend als de "Beursschouwburg". Stuwende kracht was de toenmalige minister van Cultuur, Renaat Van Elslande, een Vlaming in hart en nieren. Hij wou met dit initiatief de Vlaamse aanwezigheid in Brussel nadrukkelijk stimuleren en een plek creëren waar eigen toneel en andere volksgebonden en eigentijdse kunstvormen op prestigieuze wijze konden aan bod komen.
Waar de feestelijke opening werd opgeluisterd met toneel (door de KVS en "Toneel Vandaag"), zouden de daaropvolgende maanden en jaren ook veel Vlaamse en Nederlandse kleinkunstenaars hun opwachting maken in een van de twee zalen die er waren gekomen, na moeizaam en duur verbouwingswerk van een pand dat tien jaar daarvoor nog een ruïne was: de kleine "Mini" en de grotere "Maxi".
Als eerste chansonnier trad er in december 1965 Will Ferdy op met de première van zijn "One Man Show '66". Hij werd gevolgd door KoR Van der Goten, Miel Cools, Miek en Roel, de debuterende cabaretgroepen Brustukadorusch en Malingenkolder, enz. Deze programmatie paste perfect in de beleidsverklaring van minister Van Elslande, waarin expliciet werd gesteld "dat de Beursschouwburg een plek moest worden waar jong cabaret en kleinkunst aan bod konden komen".
Begin van de jaren '70 was het nog volop kleinkunst-troef in de Beursschouwburg, maar daarna werden de luiken opengetrokken. Frans Van Langendonck werd in dat jaar benoemd tot directeur. Begin 1972 kwam de schouwburg onder het beheer van het Contact- en Cultuurcentrum vzw. Voormalig journalist Jari Demeulemeester werd als cultuurconsulent van het CCC betrokken bij de programmatie van de schouwburg. "Na enige reserves intern (ten aanzien van pop-attitudes), en na de Troubadoursavonden van omroep Brabant, realiseerden we een van de sterkste initiatieven ooit: de 'Happy Beursdays' op woensdagavond. Daarbij totaal gesteund door het rijke, muziekgeile jeugdclubcircuit in Brussel en in de Rand", vertelt Jari Demeulemeester daar nu over.
Nog in 1972 stampte hij de immens populaire openluchtwerking Mallemunt uit de grond. Twee jaar later kwam de Beursschouwburg onder het beheer van de autonome vzw "Cultureel Animatiecentrum Beursschouwburg" ("de naam an sich zegt veel", dixit Demeulemeester).
En in datzelfde 1974 werd hij artistiek directeur van de schouwburg. "We vormen een animatiecentrum dat de progressieve tendensen in de eigentijdse cultuur wil evalueren", liet hij toen in Vlaamse kranten noteren. En dat ging dus verder dan toneel en kleinkunst. Zo was er de invloed van theaterburau Artisjok, dat vanaf dat jaar de kans kreeg om de premières van Nederlandstalige rockgroepen te organiseren in "de Beurs".
Demeulemeester was amper een jaar directeur toen vanuit het ministerie van Cultuur voorzichtig werd geopperd "dat popmuziek in geen geval kan gesubsidieerd worden, dat alleen opvoedkundige zaken een kans maken". De kranten meldden toen, dat als een voorbeeld van een opvoedkundig item de naam van 't Kliekske werd gesuggereerd. Maar die van "de Beurs" gingen eigenzinnig door en haalden "Country Gazette", "Cockney Rebel", "The Incredible Stringband", "Dire Straits", "Neerlands hoop in bange dagen" en nog veel meer van dat moois naar de Auguste Ortsstraat.
In 1977 werd "de Beurs" te klein en steeds nadrukkelijker werd door de overheid gelonkt naar de Ancienne Belgique, een paar honderd meter verder naar het Zuidstation gelegen aan de Steenstraat/Anspachlaan. Sinds 1989 is Jari Demeulemeester artistiek directeur van de ondertussen tot prestigieuze muziektempel geroemde Ancienne Belgique (AB) én voorzitter van Muziekcentrum Vlaanderen vzw.
En de Beursschouwburg? Die flirt sinds enige tijd op diverse artistieke vlakken met avant-garde en is naar eigen zeggen nu een "cultuurcentrum in hartje Brussel; een open huis waar ontdekking, creatie, ontmoeting centraal staan".
Pol Van Mossevelde
& Muziekcentrum Vlaanderen