In een tijd waarin begrippen als E-mail, Myspace of Twitter zelfs voor The Jetsons hopeloos futuristisch leken, moest de jonge generatie chansonniers op een andere manier contact zoeken met het grote publiek. Via radio en kleinschalige tijdschriften konden de Vlaamse kleinkunstenaars in de jaren '60 zich het best profileren.
Radio en televisie waren in de jaren '60 niet meteen wild enthousiast om op de nochtans steeds sneller rijdende kleinkunsttrein te stappen. De televisie lanceerde in mei 1962 de eerste uitzending van het programma "Trio in K-klein". Ene Lou Sterda, Henk Van Montfoort en Miel Cools genoten de eer om de eerste van amper twee uitzendingen te vullen...
Op radio was er cabaret of wat daar toen moest voor doorgaan (al sinds het begin van de jaren '50 overigens), maar echt belangrijk als gangmaker van de Vlaamse kleinkunst in die periode, was de wekelijkse BRT 1-uitzending "De charme van het chanson".
Johan Anthierens was samensteller van dat radioprogramma en Jan Schoukens was producer. Jan zorgde ook voor de presentatie (samen met TV-omroepster Aimée De Smet, later met Regine Clauwaert en Hermine Maes). Van 1962 tot 1966 ging het elke woensdagavond een half uur op antenne. Franse, Nederlandse en Vlaamse chansonniers werden gedraaid en becommentarieerd (dat laatste deed Anthierens ook in zijn gelijknamige reeks in "Humo". De radio-uitzendingen en de artikels stonden evenwel los van elkaar zonder enig samenwerkingsverband).
Naast de uitzendingen werden publieke recitals georganiseerd in cultuurcentra, casino's e.d. Het eerste deel van deze concerten werd voorbehouden aan de Vlaamse chansonniers: Hugo Raspoet, Miel Cools, Toon De Candt, enz. In het tweede deel traden artiesten op als Juliette Gréco, Guy Béart, Serge Gainsbourg en Claude Nougaro. Ook toen nog onbekende Nederlanders kregen zowel in de uitzendingen als in de recitals een kans (Ronnie Potsdammer, Peter Blanker, Dimitri Van Toren...).
Waar de samenstellers in de beginperiode nogal mild waren tegenover de debuterende Vlaamse chansonniers, werd de toon halverwege de jaren '60 iets scherper. Producer Schoukens begon zich te ergeren aan het feit, dat iedereen die "de voorkant van de achtekant van een gitaar kon onderscheiden", al te vlot het aureool van kleinkunstenaar kreeg aangemeten.
Op 2 januari 1966 debuteerden Johan Anthierens en Jan Schoukens met het radioprogramma "Liedjes van leed en vermaak": breder, actueler en min of meer satirisch dan "De charme van het chanson". Ook Johan Thielemans werkte hieraan mee.
In die periode werd ook "Goedenavond Minstreel" uitgezonden op BRT 3. Daarin werd vooral het literaire luisterlied belicht. Ook met portretten van de grote Franse chansonniers: Georges Brassens, Leo Ferré. Samenstelling: Johan Anthierens. Joanna Geldof presenteerde en Jan Schoukens was producer.
Vanaf de tweede helft van de jaren '60 kon de aanzwellende Vlaamse kleinkunstrage niet alleen rekenen op de steun van Kleinkunsteilanden en andere Kazuno's, van gespecialiseerde radio- en televisie-uitzendingen en reeksen in kranten en weekbladen, maar ook op de begeleiding van drie muziektijdschriften die zich specifiek op het genre richtten.
Het eerste nummer van muziektijdschrift TLiedboek verscheen in februari 1967. Hoodredacteur was Etienne Verhoeyen.
Dit eerste nummer, van wat een grillig parcours zou worden dat over een tiental jaren was gespreid, was het resultaat van informele bijeenkomsten (in 1965 en '66) van studenten aan de faculteit Germaanse filologie van de RUG. Bezieler was Johan Thielemans, assistent Engelse taalkunde. Geplande frequentie was toen 4 à 5 nummers per jaar. De oplage gleed van de aanvankelijke 400 exemplaren binnen het jaar naar 1.000. In 1970 werd leraar Engels Miel Appelmans hoofdredacteur.
"We wilden de toen toch ietwat muffe Vlaamse kleinkunst openbreken", zegt Miel Appelmans daar nu over. "We wilden andere stijlen als folk, rock, blues en vernieuwende kunstvormen promoten en eigentijdse artiesten onder de aandacht brengen. Het was tevens het opzet om muziek in een brede sociale context te plaatsen èn om kritisch en zelfs provocerend te schrijven en zo muzikale en maatschappelijke discussies uit te lokken".
Het ging goed, tot in juni 1973 'TL 27' verscheen . In een editoriaal deelde hoofdredacteur Appelmans mee dat het gedaan was. Hij blikt daar nu op terug: "We waren allemaal vrijwilligers. Velen haakten om professionele redenen af, hadden een lief, waren getrouwd, startten een gezin en hadden andere interesses. Zo verzeilde Johan Thielemans in de theaterwereld, Roel Van Bambost kreeg het druk met zijn zangcarrière en met zijn job als filmrecensent, enzovoort".
Eén van de jongere redacteurs, Henri Vandenberghe, wou echter verdergaan en zo verscheen enige tijd later nummer 28. Het was echter duidelijk een breuk met wat vroeger werd afgeleverd en scoorde erg slecht.
"Ook Henri begreep dat het niet goed was en hij zocht een partner. Dat werd Schavant, een goed ogend toneeltijdschrift, maar helemaal niet kritisch", zegt Appelmans, die met zijn vriend Vandenberghe uiteindelijk verder in zee was gegaan. Omstreeks de jaarwisseling van 1974 en 1975 verschenen vijf nummers van 'TLiedboek-Schavant'.
Dat avontuur was dus van korte duur en medio 1975 werd TLiedboek nummer 34 uitgebracht, in een lay-out van Gal (Gerard Alsteens), en met nieuwe medewerkers als Brigitte Raskin en Stefaan Vandenbrempt. Er werd toen gedrukt op de professionele persen van 'De Nieuwe'. "Er volgden met nummer 50 tot 56 best nog aardige edities en er kwam weer nieuw bloed, o.a. met Fred Brouwers. Toch raakte de fut er weer uit en Fred liep toen al met plannen om Muziekkrant te maken, vooral met mensen van BRT-3. We raakten akkoord om TL te laten overvloeien in die Muziekkrant, we werkten de schuldenlast van 120.000 fr. weg (zo een kleine 3.000 euro) en na twaalf jaar ontbonden we in 1979 de vzw en hielden we het definitief voor bekeken".
De geschiedenis van Troubadour is niet zo complex. Het blad was een initiatief van Miel Cools, Louis Verbeeck, Jaak Dreesen, Herman Hens en Bert Broes. Het eerste nummer van het maandblad verscheen in januari 1968. In het gratis proefnummer, dat een paar maanden eerder werd uitgegeven, kondigde Troubadour zich aan 'als een maandblad voor de kleinkunstenaars van deze eeuw: de cabaretiers, de folksingers, de chansonniers, de cartoonisten, de schuinschrijvers'. Uitgegeven in zwart-wit, met bruin als steunkleur, was het qua vorm geïnspireerd op het folkblad 'Sing Out!' dat sinds zijn eerste verschijning in 1950 enorm populair was in de Verenigde Staten.
Met Jaak Dreesen deed Paul Poelmans de eindredactie van Troubadour. Poelmans: "We werkten met kleinkunst- en folkliefhebbers en journalisten van eigen bodem, maar we trokken ook buitenlandse correspondenten aan: Gerard O'Grady in Dublin, Jan Paul Bresser, Ernst Van Altena en Toon Van Severen in Nederland, Martin Degenhardt in Duitsland... Redactioneel zat het goed. Maar aan advertenties geraakten we niet. Die werden eigenlijk ook niet actief geronseld. Het aantal abonnees steeg onvoldoende, ik schat die vrijwel onveranderlijk op een 800-tal. Troubadour bleef de schulden opstapelen en die werden gedelgd met het geld van de oprichters".
Oprichter Miel Cools vervolledigt: "Qua abonnees zit Paul Poelmans met zijn schatting goed. Maar daarbij hadden we maandelijks een losse verkoop van een goeie 3.000 nummers".
In juli 1971 verscheen de laatste Troubadour. Het was een dubbelnummer, met een extra bijlage die helemaal aan het toenmalige Humorfestival van Heist was gewijd. Die bijlage was gelardeerd met een pak aan advertenties. "Alleen jammer dat we die pas in het laatste nummer te pakken kregen", besluiten Poelmans en Cools.
Het maandblad Kick is net als zijn voorloper Muzekeus in grote lijnen terug te voeren tot initiatiefnemer Jos Geerts. Het 'kleinkunstkahier' Muzekeus werd in 1969 boven de doopvont gehouden en had een oplage van 300 exemplaren.
Jos Geerts: "Het was de bedoeling om er onuitgegeven teksten in te publiceren die dan door beginnende kleinkunstenaars eventueel op hun repertoire konden worden gezet. We koppelden dat aan een jaarlijkse liedjesbeurs waar tekstdichters, componisten en uitvoerders met elkaar in contact konden komen".
Vrij snel slonk evenwel het aandeel van de teksten in het blad en werd ruimer aandacht besteed aan al wat er in het kleinkunstmilieu gebeurde. Zo evolueerde Muzekeus naar het maandblad 'Kick magazine' ('maandblad over chanson, folk en kabaret'). Dat was een publicatie van de door Jos Geerts gestichte vzw 'Nationaal Centrum Culturele Animatie'. Er verschenen zo een honderdtal nummers van, met een oplage variërend tussen de 1.000 en 1.200 exemplaren.
Leuk om weten is dat Luc Zeebroeck zijn eerste strippagina's publiceerde in Kick. Daar leerde Luc de toenmalige Humo-redacteur Leo De Haes (thans directeur bij uitgeverij Hautekiet) kennen die hem introduceerde bij het gekende weekblad. De heer Zeebroeck is sindsdien definitief Kamagurka.
Eind 1987 stopte Jos Geerts met het blad. "Een ideologie of zo stak er niet achter het verschijnen of het opdoeken. Het was gewoon een informatief tijdschrift, zonder pretenties". De negentiende jaargang werd de laatste.
Op de achterflap van het nummer 169/170 van oktober/december 1987 stond toen: "Wegens verandering van beroepsbezigheden is het voor Jos Geerts niet langer mogelijk om in te staan voor de redactie van Kick". Een valabele opvolger voor Jos bleek er niet te zijn. Dus werd op diezelfde achterflap besloten: "Dit oktober-december dubbelnummer van Kick moet dus noodgedwongen het àllerlaatste zijn". Deze boodschap kwam van Louis Brans, voorzitter raad van beheer van het Nationaal Centrum Culturele Animatie vzw.
Pol Van Mossevelde
& Muziekcentrum Vlaanderen