Frida Goethals vindt het niet erg dat ze wordt herinnerd aan haar relatief korte passage in het kleinkunstmilieu in de eerste helft van de jaren '60 van vorige eeuw, maar toen we haar contacteerden voor deze website, merkten we dat het voor haar niet echt hoefde... Ze beschouwt die periode als afgesloten en ze bekijkt die met de nodige zin voor relativiteit en zelfs zelfspot. En dat geldt zowel voor de keren dat ze werd bejubeld door 'de betweters die over kleinkunst alles meenden te weten', als voor de keren dat ze door dezelfde dames en heren scherp en ongenadig werd aangevallen.
"Heel mijn leven ben ik met allerlei 'kunstvormen' bezig geweest: veel muziek, tekenen, schilderen, theater, schrijven... En ja, toevallig ook met kleinkunst", zegt ze daar nu over.
"Ik ben in Lochristi in een muzikaal nest met zes kinderen opgegroeid en wist toen nog niet zoveel van de opkomende kleinkunst. Ik was 14 toen ik mijn eerste gitaar kreeg en met klasvriendinnetjes vormde ik het ene zanggroepje na het andere. Als zeventienjarige schreef ik liedjes in het Engels. Met een vriendin trok ik toen naar Engeland en we zongen in jeugdherbergen of waar we werden uitgenodigd", vertelt ze.
In 1962 werd het menens. Frida vormde met Walter Capiau en Marc Raman het 'Trio Karagoe': een trio dat volksliederen, negro-spirituals en eigengemaakte luisterliedjes bracht. Later zou ze nog een tijdje de samenwerking met Walter Capiau voortzetten, nadat Marc Raman had afgehaakt. Maar het was pas goed prijs toen Polydor (onder andere door toedoen van een peetoom-musicoloog), op 1 oktober 1964 haar debuut-LP 'Frida' op de markt bracht. Aanvankelijk meende iedereen dat er nog een lange en succesvolle rij producties zou volgen, maar de komende jaren vielen anders uit.
En toch schreef ze toen nog heel wat nieuwe liedjes, rijpere 'chansons'. "Soms waren dat protestsongs en parodieën, soms kleine muzikale poëzie. Ik leerde snel bij en werd meer ervaren. De luisterliedjes werden op magneetband en CD bewaard, maar zijn nooit uitgegeven. Dat vind ik spijtig voor de fijne teksten en vlotte muziek".
Ze was een 21-jarige verpleegkundige toen Humo haar in de editie van 10 september 1964 op de cover plaatste en binnenin blokletterde: 'Frida Goethals: de eerste chansonnière in Vlaanderen'. Als we haar daar mee confronteren klinkt het laconiek: "De eerste chansonnière? Ik weet niet meer wie dat schreef of heeft uitgevonden. Ik heb daar zeker niets voor gedaan".
Niet alleen - een deel van - de pers zag het talent van de jonge vrouw. Ook Miel Cools was er zich maar al te goed van bewust en nodigde haar uit om samen een LP op te nemen met oude Vlaamse liefdesliedjes: 'Suverlicke Minneliedekens'. Frida zegt dat ze dankbaar was om die kans, maar relativeert weer: "Ik had die liedjes amper een week voor de opname in mijn bezit en op de dag van het studiowerk was ik zwaar verkouden. Maar we hebben er ons doorgeworsteld en aan Miel en zijn familie heb ik de beste herinneringen. Af en toe hebben we nog contact. Hoe dan ook, deze periode heeft in zijn geheel een bijzondere invloed gehad op mijn verder leven, mijn denken, mijn uitingskracht".
Frida Goethals leerde in 1966 haar man kennen (Renaat Clompen). Ze huwden een jaar later en genieten vandaag van hun kinderen en kleinkinderen. De 'eerste Vlaamse chansonnière' kiest nu voor de andere creatieve uitingen die ze in zich had en heeft. "En dat is veiliger en minder stresserend en frustrerend", vertrouwt ze ons toe.
Pol Van Mossevelde
& Muziekcentrum Vlaanderen